Geschichten einem Volblut Fahrer –Teil 7

Wat een wind, wat een rIJS…

2 weken geleden zag deze gelegenheidsjournalist een dubbele boeking in zijn agenda staan:

1. Op zaterdag moesten 2 eiken (de bomen en niet de benen van sommige trappers) vakkundig gekliefd worden.

2. Op hetzelfde moment zou ook Dwars door Vlaanderen gereden worden door de WVC.

Want in tijden van nood kent men zijn vrienden

Groot probleem! Het betere hak- en kapwerk kon niet worden verlegd en de bomen zouden zichzelf niet klieven. Door een gebrek aan trainingskilometers afgelopen barre winter, kon een lange rit zo kort tegen de eerste 2 doelen van dit seizoen niet zomaar overgeslagen worden. Gelukkig is voor elk probleem een oplossing. Al snel begon het plan te rijpen om op zondag dan maar een solorit te plannen om zo voldoende kilometers in de benen te krijgen. Net zoals in mijn puberale jaren op de fiets steeds de gewoonte was, kan ik een soloritje nog wel appreciëren. Al snel begon dan ook de richting van de rit vorm te krijgen. Want in tijden van nood kent men zijn vrienden (deel 1). Een eenvoudig berichtje naar Pascal (kameraad in warme tijden) werd even snel positief beantwoord: “geen probleem, de TripTrap staat koud”. Voor de mensen die niet uit Westmalle afkomstig zijn (want mensen die geen bier drinken én onze verhalen lezen bestaan niet!), een TripTrap is de combinatie van een halve donkere en halve tripel van Westmalle. Wat enkele locals als hemels omschrijven kan ik uit (grote) ervaring stellen dat het eerder niet te zuipen is, maar bon, ik wijk af.

Tijdens de week voor de rit had ik eens voorzichtig bij wat andere leden gepolst want 150km solo, dat is zelfs voor mij een beetje teveel. En dus was ik op zoek naar wat gezelschap. De meesten reden echter op zaterdag ‘Dwars door Vlaanderen’. Dat was het plan, maar niemand vond het verantwoord in deze temperaturen gekoppeld aan sneeuw en wind om zich naar Waregem te begeven. Gil wou blijven zoeken naar zijn mojo. Niet dat hij geen motivatie had om te fietsen maar hij hij had eerder deze week het trieste nieuws gekregen dat zijn grootvader overleden was en had begrijpelijkerwijs andere dingen aan zijn hoofd. Ook via deze weg nog een sterkte aan Gil-bert en zijn familie tijdens deze moeilijke periode! Dennie LeBlanc had zelf wilde soloplannen richting Sluis en dan kwam deel 2: Want in nood staan vrienden op. Even een eenvoudige vraag aan de “betonblok van de Bovenstraat” en hij ging met plezier mee. We bespraken snel het scenario van de rit. Branst-Malle en terug. ‘Kort’ maar krachtig. Halfweg stoppen bij Pascal voor een tas koffie en via dezelfde weg, vooral over de dijken via Lier, terug. We zouden onze hartslag mooi onder controle proberen houden en er eventueel een paar intensievere blokjes tussen gooien om de benen toch ook even te prikkelen.

Helaas pindakaas, kwam tijdens de week het weerbericht en dat voorspelde weinig goeds. De temperaturen doken naar beneden en de windkracht maakte een omgekeerde beweging. In de WhattsApp-groep van de WVC werden al wat ongeruste berichten gepost. Snel even privé berichtje naar de Rudi. “Makker, wij rijden zondag zeker hé?”. Antwoord kwam wat later: “zeker en vast, want we zijn venten” (werd genoteerd door de groep Rudi). Voor alle duidelijkheid, we bedoelen hier zeker niet dat de rest geen karakter heeft (en terug vergeten Rudi). Het was vooral om onszelf moed in te praten en niet te passen. We beseften alle 2 dat we de kilometers nodig hadden. Zondagochtend om 8u10 deed ik de poort dicht en hees mezelf op de fiets na een veel te korte nacht (bedankt Editors, jullie waren geweldig). De fiets werd richting Branst gestuurd en dadelijk merkte ik dat ik met geweldige benen was op gestaan. 32km/u richting Sint-Amands, hartslag bleef laag. Zou de betere vorm dan toch komen? Het was zelfs niet zo fris, als men voorspeld had. Tot ik aan de Waggel richting Branst draaide. Het waren niet de benen die me voortstuwde maar de ijskoude Noordoosten wind. Tempo stokte dadelijk en het gezicht bevroor. Bij Rudi aangekomen even zo positief mogelijk het nieuws van de felle wind gebracht. Voor Rudi geen probleem, we zijn venten, niet?

En dan begon de miserie! Waar we de eerste kilometers op de dijk nog 26km/u haalde, draaiden we ter hoogte van het veer naar de Driegoten onze neus en fiets in de richting waar we heen moesten. De snelheid viel terug naar 20km/u en die hartslag ging omgekeerd evenredig de hoogte in. Waar ik al even wist dat dit geen eenvoudig ritje zou worden zag ik bij mijn metgezel ook het besef groeien dat dit niet simpel zou worden. Gelukkig maakt een dijk af en toe een bocht zodat de wind niet altijd rechts in ons gezicht blies, maar soms ook eens links. Er zaten zelfs heel af en toe stukjes bij waar de wind even mee zat. Nadat we een andere eenzame Scheldetrapper gegroet hadden zag ik de eerste deuken in het pantser van mijn trouwe linkerhand (want om een of andere reden rij ik meestal rechts en Rutger links). Het begon lichtjes te sneeuwen en ik merkte dat er getwijfeld werd om verder te zetten. “Als die sneeuw blijft liggen draai ik terug”. En andere lichte hints kwam boven drijven. Maar ik heb de kilometers nodig. Dus maalde door en negeerde de oproep. Ter hoogte van het sas in Lier werden de doelen zelfs korter gemaakt. “zie je die brug, vandaar zal het beteren”. Niet dus. Maar kom, we moesten door. We merkte ook nog een groot probleem op aan onze Jarface tenue. We droegen namelijk beide een windstopper maar stoppen deed die wind maar niet. Bijna in Viersel werd het water voor even vaarwel gezegd en doken we de gewone weg op. De koffie kwam dichter en dichter. De moed bleef erin. Al wou mijn metgezel nog even zijn nudistische voorkeur laten merken. “Als die wind in de terugrit gedraaid is laat ik aan iedereen mijn blote kloten zien”. Wat later zou blijken is het helaas (of gelukkig) niet nodig geweest.

Na 3u15 voor 75km (wat dus zeer lang is) kwamen we eindelijk in Oostmalle aan. Om dadelijk te merken dat gastvrijheid ook in de Kempen wel nog steeds groot is. “Hey gasten, in de Kempen komen we langs achter” was de eerste groet. Zo gezegd, zo gedaan. Via de achterdeur zaten we dadelijk in de keuken. Een gezellige babbel, een paar tassen koffie zoals alleen Pascal hem kan maken (’t is meer warm water met koffie smaak, maar ideaal om in grote aantallen te drinken) en een zalig rijsttaartje. Exact wat we nodig hadden om op kracht te komen. Want van dat plan om onze hartslag onder controle te houden en af een toe een blokje in te lassen was dus niets van in huis gekomen: bleek dus 1 blok van 3uur te zijn.

Nadat we terug opgewarmd waren en nog wat wijsheden over koude te horen kregen, konden we terug vertrekken. Nog snel een foto met onze geweldige gastheer (die als fan van onze ritverslagen er nu ook in geslaagd is om een vermelding te pakken te krijgen in een verslag). En WWW: WijleWeeWeg. Dadelijk de wind op de neus. Rudi zijn ballen kregen al schrik, maar de schrik bleek dus ongegrond. De fiets in de juiste richting en de ketting op de grote plateau. 35km/u alsof het niets was. Zelfs wat warmer door de zon die voorzichtig haar best deed. Alsook een pak minder heroïsch dan de heenrit en viel er dus gevolgsmatig niet veel meer te vertellen. Zonder al te gek te doen en nu wel de hartslag onder controle kwam de heimat snel dichterbij. We hadden Lier amper opgemerkt en Duffel flitste aan ons voorbij. De laatste kilometer richting Branst was nog een tegenvaller maar na dik 2u30 stonden we terug thuis: 45 minuten sneller dan de heenrit!

Eens thuis kwam het besef dat dit een zeer goede training was. Volgende week nog Gent-Wevelgem op de teller schrijven en we zullen klaar zijn voor de RVV.

Nog een special dank via deze weg. Hij leest het zeker. Pascal, bedankt om ons weer geweldig te vervangen. Na vorig jaar (toen met Stef erbij) is dit reeds de 2de maal dat we op je kunnen rekenen. Je stelde spontaan voor om hier een traditie van te maken. Wel, we gaan hier graag op in. Maar volgende keer kom je ons tegemoet en mag je zelf even meegenieten van onze geweldige club. Merci kameraad. En zoals we samen zo veel zeggen. “daar drinken we ene op”.